Skip to content

Moet het HuC wel nationale infrastructuur bouwen?

Geschreven door Thijs van der Veen. Gepubliceerd op 31-10-2022.

Interview met Menno Rasch

Menno Rasch is ondertussen al een aantal maanden directeur bij het KNAW Humanities Cluster van de afdeling Digitale Infrastructuur. Die tijd heeft hij goed gebruikt om de organisatie en zijn groep ontwikkelaars te leren kennen. Hij is ervan overtuigd dat zijn IT’ers een grote impact kunnen hebben op het onderzoek. Maar dan moet de succesvolle samenwerking binnen het HuC ook buiten de KNAW gestalte krijgen. Samen kunnen we immers veel meer bereiken.

Menno achter zijn bureau in het Spinhuis
Menno achter zijn bureau in het Spinhuis

Het zijn wellicht niet de opleidingen waar je meteen aan denkt bij een directeur van de afdeling Digitale Infrastructuur, maar Menno Rasch studeerde in Utrecht zowel Informatica als Filosofie. Voor hij bij het KNAW Humanities Cluster (HuC) werkte, vertelde hij IT’ers altijd dat hij Informatica studeerde, en daarnaast filosofie. Bij geesteswetenschappers draaide hij het meestal om. Dan studeerde hij filosofie en had hij ook nog informatica gedaan. Maar hij is er nog niet helemaal over uit hoe hij zich moet voorstellen binnen het HuC, waar de digital humanities centraal staan.

Maar ondanks dat duivelse dilemma, zit Menno bij het HuC helemaal op z’n plek. ‘Dit is voor mij een buitenkans. Ik heb affiniteit met de humanities. En ik mag werken met een groep IT’ers die uniek is in Nederland en misschien daarbuiten ook wel, aan een infrastructuur die zo dicht mogelijk aansluit bij wat onderzoekers nodig hebben. De ontwikkeling van digitale infrastructuur en researchtools maakt nieuw en beter onderzoek mogelijk, dat je ook nog sneller kunt uitvoeren. Dat faciliteren en er ook voor zorgen dat het er ook echt komt, dat vind ik inhoudelijk het leukste aan mijn nieuwe baan.’

Grote puzzel

Maar Menno realiseert zich dat het een grote puzzel is om heel specifieke wensen van een onderzoeker zo generiek mogelijk op te lossen. Hij benadrukt echter dat juist dat nodig is om de herbruikbaarheid te vergroten en dan daarmee te versnellen. Wanneer we in staat zijn om met hulp van een generieke basis in korte tijd iets goed neer kunnen zetten, dan kunnen we de overgebleven projecttijd gebruiken om specifieke diensten te ontwikkelen. Om dat te bereiken zijn veel gesprekken met onderzoekers nodig. En dan vooral het juiste gesprek tussen IT’ers en onderzoekers. Menno: ‘Wanneer zij op het juiste moment het juiste gesprek voeren, dan zie je mooie dingen ontstaan. Dat kan leiden tot baanbrekend onderzoek dat een aantal jaren geleden nog niet mogelijk was. IT’ers kunnen echt een grote impact hebben op het onderzoek.’

HuC strategisch heel slim

Daarnaast is het ook belangrijk dat onderzoekers worden ontzorgd en gefaciliteerd. Dat betekent ook dat het management overtuigd moet zijn van de toegevoegde waarde van DI. Gelukkig is dat bij het HuC het geval. Niet voor niets werd binnen het HuC IT bij elkaar gebracht, en wordt DI gezien als een belangrijke meerwaarde van de samenwerking in het HuC.

‘Ik vind het HuC strategisch heel slim. Dat de instituten niet als eilandjes opereren, maar de krachten bundelen. Het is efficiënter, en effectiever, wanneer je de IT’ers bij elkaar zet en zorgt dat men gebruik gaat maken van elkaars infrastructuur en uiteindelijk doorgroeit naar een gemeenschappelijke infrastructuur.’ De afgelopen jaren stonden in het teken van het vormen van één afdeling DI. Dat traject is nu afgerond. Menno: ‘Ik zie een afdeling, een groep. Nu is dus het moment om naar een geïntegreerde infrastructuur toe te werken en de afdeling naar buiten toe krachtiger neer te zetten als betrouwbare, deskundige partij die mee kan doen in projecten die infrastructuur voor geesteswetenschappen bouwt.

Landelijke infrastructuur

Het HuC heeft echter niet de financiering om de infrastructuur voor de humanities in Nederland in haar eentje te realiseren. Dat zou een heel overspannen ambitie zijn, denk ik. Je kan je afvragen of de drie instituten zijn opgericht om landelijke infrastructuur te bouwen. Het is al heel wat om een stukje van dat geld bij elkaar te leggen om zo een bijdrage te leveren aan een nationale infrastructuur.’

En Menno wijst er op dat daar dan nog een nieuwe taak bij komt: het opbouwen en beheren van digitale collecties. Het beheer daarvan is doorgaans duurder dan van papieren collecties, terwijl de lumpsum hetzelfde blijft. Dus waar betaal je dit allemaal dan van? Maar wat Menno betreft is dat niet een apart probleem: ‘Eigenlijk loopt het allemaal in elkaar over. Als je het hebt over collecties dan heb je het over data. Heb je het over data dan heb je het eigenlijk over infrastructuur. Data zonder infrastructuur bestaat niet. Je moet het ergens in opslaan en daarna moet je het doorzoekbaar maken en je moet het toegankelijk maken. Dat is precies wat onze infrastructuur doet.’

Moeizaam

Volgens Menno kan het financieringsvraagstuk alleen nationaal worden opgelost. En een nationale infrastructuur is de taak van CLARIAH. Maar hij stelt vast dat het organiseren daarvan op dit moment nog moeizaam gaat. ‘Er ontbreekt een gemeenschappelijke stip op de horizon. Partners zijn allereerst met hun eigen stukje bezig. Terwijl het ontwikkelen van nationale infrastructuur hele nauwe samenwerking vergt, waarin je het belang van je eigen organisatie even achter je moet laten omdat je je moet focussen op het gemeenschappelijke belang. Maar dat levert uiteindelijk wel iets op dat van groot belang is voor je eigen club. Dat weet ik zeker.’

Moedige besluiten

Er is een oplossing, maar Menno weet dat het moedige besluiten vergt van organisaties om te zeggen: die infrastructuur voor de humanities moeten we echt gezamenlijk gaan bouwen, anders komen we er niet. ‘De drie KNAW instituten hebben die moedige stappen gezet met het oprichten van het HuC en het samenbrengen van de IT’ers. Daarmee laat het HuC zien wat een krachtenbundeling oplevert. Dat kan als voorbeeld dienen. Die samenwerking hoeft natuurlijk niet langs dezelfde organisatiestructuur als het HuC. Het kan ook zoals bij het NDE. Dat is een samenwerkingsverband van erfgoedinstellingen op het thema digitale duurzaamheid. Daar zie je die samenwerking al langzamerhand ontstaan.’

‘Ik geloof echt in slimme structurele samenwerking tussen al deze partijen. Dat is de sleutel om verder te komen. Er is echter geen garantie dat het gaat lukken. Daarom vind ik het spannend om hier mee bezig te zijn.’